Ligging
De Spanbroekmolen stond op de heuvelkam van Wijtschate, het hoogste punt (75m) van de heuvelrug tussen Wijtschate en Mesen langs de Kruisstraat, op ongeveer 1750 meter ten zuidwesten van het dorp, op deze hoogte had de wind drie eeuwenlang de Spanbroekmolen aangedreven tot in november 1914. Toen deze in Duitse handen kwam tijdens zware gevechten, Spanbroekmolen lag op een strategische plek en van groot belang tijdens de oorlog.
Vanaf deze plaats konden vanaf hier tot in Belle (Bailleul) de geallieerden geen voet meer verzetten of de Duitsers hadden het opgemerkt. De Duitsers hadden deze hoogte uitgebouwd tot een versterkt bolwerk. De meest bekendste van de mijnkraters is de Spanbroekmolen krater of ook Pool of Peace genoemd, hij is gemakkelijk te herkennen aan zijn hoogte en met bomen begroeide kraterlip.
Het is de enige diepe krater die niet in landbouwgrond bevindt. Op ongeveer 450 meter ten zuidwesten van Spanbroekmolen British Cemetery en 150 meter ten noorden van Lone Tree Cemetery. Bij de ingang is er een gedenkbord en in het bosje ten noorden van de krater zit er een halfondergrondse betonconstructie verscholen, waarschijnlijk gaat het om een Duitse schuilplaats, met opening naar de oostkant, is deels opgebouwd met grote betonblokken, het dak waarschijnlijk 1 meter dik met een vierkante opening.
Spanbroekmolen was in handen van de Duitsers en werd uitgebouwd tot een bolwerk versterkt met bunkers, de Britten kozen dit bolwerk uit als één van de locaties voor de mijnenslag. De graafwerkzaamheden waren in januari 1916 gestart door de 250th Tunnelling Company en later overgenomen door de 3rd Canadian Tunnelling Company, vervolgens door de 175th Tunnelling Company en erna door de 171st Tunnelling Company.
Deze laatste eenheid plaatste op 28 juni 1916 de springlading van ruim 41 ton ammonal in een kamer, die via een tunnel van 520 meter verbonden werd. De 171st Tunnelling Company kreeg daarna opdracht om vanuit de Spanbroekmolen-tunnel het Duitse steunpunt Rag Point te ondermijnen, dat 1100 meter verder lag.
Uiteindelijk werden deze graafwerken stilgelegd, toen de Duitse mijnen de werkzaamheden ernstig hinderden en de lading onder de Spanbroekmolen in gevaar brachtten. Op 3 maart 1917 lieten de Duitsers drie zware mijnladingen vanuit galerijen van de Ewald-schacht tot ontploffing brengen, met als gevolg dat de Britse constructie over een lengte van meer dan 120 meter instortte.
Toen de Tunnellers poogden om een bypass uit te graven, kregen ze af te rekenen met mijngas, daarbij lieten drie manschappen het leven. De Duitsers lieten ook de herstellingswerken niet ongemoeid, de dieptemijn geraakte beschadigd en de ontstekers dienden vervangen. Pas op 6 juni 1917, slechts enkele uren voor de Mijnenslag kon alles in gereedheid gebracht worden voor één succesvolle explosie.
De ontploffing liet op 7 juni 1917 een krater van 76 meter diameter en 12 meter diepte na. De mijnschacht Spanbroekmolen werd begonnen op 1 december 1916, de lading lag klaar op 28 juni 1916. De lading bedroeg 41276 kg ammonal, de springlading bevond zich op 27 meter diepte en de galerij was 521 meter lang. De Britse schacht van waaruit de galerij vertrok naar Spanbroekmolen bevond zich in de beschutting van een bosje dat langs een lager gelegen bronbeekje van de Stuiverbeek lag.
In het bosje lagen verschillende Britse schuilplaatsen, loopgraven en ook een smalspoor. Dit spoor werd waarschijnlijk gebruikt om de uitgegraven aarde ongezien weg te brengen. De hoeve en Lone Tree Cemetery in de Kruisstraat 21 Wijtschate liggen boven de tweede diepe tunnel, waar de werkzaamheden in februari 1917 werden stilgelegd.
Luchtfoto van de Spanbroekmolen na de mijnexplotie van 7 juni 1917 Spanbroekmolenkrater hedendaagsHet Lone Tree Cemetery bevind zich langs de Kruisstraat links op 150 meter van de Spanbroekmolenkrater en nabij de huidige hoeve. De meeste graven dateren van 7 juni 1917, van slachtoffers van de Noord-Ierse 36ste Ulster Divisie die het puin van de te laat ontplofte dieptemijn over zich heen kregen.
De ingang van het Lone Tree Cemetery. Drie grafstenen naast elkaar, deze zijn van een luitenant en twee rifleman. De grafsteen links is van Lieutenant J.B.Hudson MC 23 jaar oud van het Worchestershire Regiment. In het midden de grafsteen van Rifleman J.Mc.Connell van het Royal Irish Rifles. Rechts de grafsteen van Rifleman R.W.Bennet Royal Irish Rifles allen gestorven op 7 juni 1917 tijdens de mijnenslag.